aan het woord

Wat verklaart nou wie wij zijn?

Op bezoek bij stadsarcheoloog Willem-Jan Hogestijn

(c) Masha Osipova voor Avanti

‘Almere mag dan als gemeente officieel pas zo’n veertig jaar bestaan, het gebied waar het ligt heeft een enorme geschiedenis. Ooit liepen hier wisenten, wolharige neushoorns, reuzenherten en mammoeten rond. Als je naar de laatste 60.000 jaar kijkt is Almere 87% van de tijd gewoon land geweest. ’

Stadsarcheoloog Willem-Jan Hogestijn is duidelijk in zijn element als hij vertelt over de rijke historie van wat inmiddels Almere is. We zitten in het Erfgoedhuis, van waaruit wordt gepoogd alle Almeerders over de archeologie van de stad te informeren. ‘Het oudste object in ons bezit uit deze streek is zo’n 50.000 jaar oud.’ Zijn eigen geschiedenis als archeoloog begint iets recenter, namelijk bij zijn oma: ‘Ze vond lezen heel belangrijk, dus ik kreeg al heel vroeg de Gouden Horizon Encyclopedie. Interessant, maar ik werd op m’n 7de of 8ste pas echt enthousiast door het boek Rapportage uit de Oertijd van May Edel dat ze me gaf. Toen was er veel minder bekend, maar dat maakte toch al zo’n indruk op me. Er werd een nieuwsgierigheid aangewakkerd. Wat verklaart nou wie wij zijn? Wat heeft zich allemaal afgespeeld zodat wij nu hier met zijn allen op deze wereld leven? Er stonden allemaal vondsten in, maar het was tegelijk avontuurlijk, want het ging ook over wat een archeoloog in het veld allemaal deed. Dat leek mij wel wat.’

Iedereen deed veel meer dan strikt noodzakelijk was.

‘Als kind was ik een lief jongetje. Vind ikzelf. Als je het mijn ouders zou vragen zouden ze waarschijnlijk hetzelfde zeggen als mijn manager: “niet aan te sturen”, lacht hij, ‘ik vaar mijn eigen koers wel, altijd gedaan. School vond ik totaal niet interessant, ik was veel meer bezig met sporten. Eens in de zoveel tijd kreeg ik dan van mijn vader te horen dat het tijd werd om er weer even wat aan te doen, en dat deed ik dan, zodat ik wel gewoon mijn middelbare schooldiploma haalde. Na een korte dwaling bij de studie biologie bedacht ik me dat ik moest gaan doen wat ik altijd al wilde, archeologie. Toen was ik 19 of 20. Het was een kleine studie met maar iets van acht studenten in het eerste jaar. En in tegenstelling tot alle colleges daarvoor – archeologie was toen een kop studie dus je moest eerst een andere studie hebben gedaan – , nam ik deze studie heel serieus. Er stond drie a vier jaar voor, maar dat werd standaard meer. Je moest al behoorlijk wat veldwerk doen, maar iedereen deed veel meer dan strikt noodzakelijk was. Fysiek was dat een uitdaging, dus daar kwam mijn interesse in sport goed van pas. Daarbij komt dat je als archeoloog thuis moet zijn in veel verschillende wetenschappen. Uit één scherf is zoveel informatie te halen, het is als forensisch onderzoek, maar dan met vele malen meer benaderingen. Bij iedere vraag is het de kunst te bedenken hoe je die het beste kunt beantwoorden. Het bleek zowel lichamelijk als geestelijk de uitdaging die ik nodig had om heel serieus aan de slag te gaan.’

(c) Masha Osipova voor Avanti

‘Mijn eerste schep in de grond in Flevoland was in 1982. Almere zocht in 1999 een stadsarcheoloog omdat er een wet aankwam waardoor archeologisch vooronderzoek vaak verplicht werd voorafgaande aan bouwprojecten. Als je als stad heel snel groeit en er veel bodemonderzoek nodig is, dan loont het om archeologische kennis in huis te hebben. Het mooie en uitdagende vond ik dat er van dit deel van Flevoland nog zo weinig bekend was. Archeologie in Almere opsporen is bovendien lastig, want die zit vrij diep onder de grond. “Wat zit hier nou?”, daar was ik nieuwsgierig naar.’

Waarom zou je archeologische vindplaatsen niet onderdeel maken van het groen?

‘Met de nieuwe wetgeving zijn de landen binnen de EEG verplicht rekening te houden met archeologie. Als je niet precies weet waar archeologie zich bevindt moet je die opsporen. Bijna altijd wordt er vervolgens gekozen voor opgraven. Dan haal je iets uit de grond en gaat het een depot of met wat geluk een museum in. Dan kan zo’n plek vervolgens bebouwd worden. In Almere is voor een andere aanpak gekozen, hier wordt nauwelijks opgegraven. Dat maakt deze stad heel bijzonder. Als je door onderzoek weet waar er iets in de bodem zit, en je tegelijkertijd beseft dat er in iedere wijk 35% groen moet worden gerealiseerd, waarom zou je die vindplaatsen dan niet onderdeel maken van dat te realiseren groen? Zo kost het je geen extra ruimte, je hebt bijzondere plekken met een geheim verhaal en je hebt de enorme kosten van het opgraven vermeden. Dat beheerst Almere bijna tot in de perfectie. ’

(c) Masha Osipova voor Avanti

Je ziet dat die vindplaatsen vervolgens een functie krijgen. Kijk naar vindplaats Zenit of iets als Smullen en Spelen. Scholen, zorginstellingen, bedrijven, allemaal willen ze er iets mee. Inmiddels zijn er zo’n honderdvijftig van dat soort plekken, netjes ingepast in de stad, niet bebouwd, niet beschadigd. Het is prachtig hoe het verleden onderdeel wordt van de nieuwe stad, van de identiteit van de stad.’ Toch lijkt er binnen Almere zelf nog weinig aandacht voor archeologie te zijn: ‘Helaas wel, net als voor het bovengrondse erfgoed. De architectuur uit de jaren ‘60 bijvoorbeeld, daar wordt Almere om geroemd. Buiten Almere is de waardering voor het ondergrondse en bovengrondse erfgoed veel groter dan in Almere zelf.

Overal om ons heen klinken echo's uit het verleden

Aan Willem-Jan en zijn verhalen ligt dat niet. Meeslepend vertelt hij over de geschiedenis van de Almeerse ondergrond: ‘3 miljoen jaar geleden was het de steentijd. Rond 100.000 jaar geleden bestonden er mensachtigen, maar hier kwam alleen de Neanderthaler voor. Pas 40.000 jaar geleden arriveerde de moderne mens hier.’ Overal om ons heen klinken de echo’s uit dat verleden, gevangen in stukjes skelet, fossiel of scherf, netjes uitgelicht in glazen vitrines. Zo’n 11.000 jaar geleden eindigde de ijstijd. Het ijs begon te smelten waardoor het zeeniveau steeg en het landschap veranderde. Lange tijd woonden hier vooral jagers en verzamelaars. Het is een manier van leven die duizenden jaren lang in Flevoland heeft voortbestaan omdat het een goed gebied was om in te jagen. Via het Midden-Oosten en Turkije hebben landbouwers zich vervolgens verspreid over Europa. Zo tussen 5100 en 3600 voor Christus leefden hier jagers/verzamelaars die al wat aardewerk produceerden en die hele kleine akkertjes en wat veeteelt hadden, als aanvulling voor de voedselvoorziening. Ook bouwden ze op een gegeven moment grotere huizen in plaats van hutten. Die Swifterbantcultuur is misschien een aantal generaties later uitgestorven.’

(c) Masha Osipova voor Avanti

We schieten door de tijd en zien de ligging van de rivier de Eem veranderen, terwijl kleigronden zich terugtrekken en waterpartijen het overnemen. Enthousiast vertelt Willem-Jan over hoe het landschap door de eeuwen verandert en wijst op kaartjes en grafieken op het projectiescherm. ‘500 voor Christus zit je in de ijzertijd, je ziet een eilandje hardnekkig stand bieden tegen het water, het eiland Flevo. Op die plek zijn resten gevonden uit de romeinse tijd. Zo’n 1800 a 1900 jaar geleden is ook dat eiland onder de golven verdwenen.’

Een paar uur in het bijzijn van Willem-Jan Hogestijn en het is duidelijk dat zijn archeologische vuur niet snel zal doven. ‘Nee, ik zie mezelf niet iets anders doen. Zelfs al is de aard van het werk behoorlijk veranderd en zit ik tegenwoordig meer achter de computer dan dat ik in het veld bezig ben. Dit is waar ik nog steeds blij van word. Veel van mijn vrienden zijn ook archeoloog, dus als we elkaar zien gaat het altijd over werk, dat is voor anderen wel erg. En voor het slapen lees ik vaak nog wat artikelen. Het is een vak, maar het is ook een afwijking.’