aan het woord

Golven geluk

Column

(c) Masha Osipova voor Avanti

Ilse Ruijters woont in Almere en is schrijfster van boeken als Meisje van me, De onderkant van sneeuw en, het meest recent, Minnaar. We vroegen haar om voor deze maand een column te schrijven. Onze enige voorwaarde: het thema water.

Och, de liefde. De liefde maakt je wat gek. Zeven jaar geleden ontmoette ik Bas. In een van onze eerste nachten vertelden we elkaar over hoe we het liefst zouden willen sterven. Hij als bejaarde surfer in een villa aan zee. ‘Dat ik dan dagenlang alleen maar op het water ben, vrij, en dat het dan van het ene op het andere moment gebeurd is.’ Ik in het kleine boerderijtje uit mijn fantasie. Ramen met vlakverdeling, uitzicht op een weiland met koeien en een bureau daarvoor. Met mijn voeten tegen de radiator schrijf ik tot dik in de negentig de ene bestseller na de andere en mijn laatste ademtocht is in mijn slaap, na de dag waarop ik de laatste punt van mijn mooiste boek gezet heb. Ik sterf met uitzicht op het platteland, hij aan zee. Best wel lastig om zo in elkaars armen te liggen.

(c) Masha Osipova voor Avanti

Een paar weken na die memorabele nacht, besloot ik Bas te verrassen door een zeilboot te huren. Ik had net een artikel geschreven over een Bavaria Cruiser en had er helemaal zin in. Toen ik telefonisch een valk reserveerde, zag ik in gedachten een 12 meter lang schip voor me. Drie cabines, een zonnedek, gelakt hout, helemaal Cannes. Ik stopte een fles champagne in een picknickmand, bakte allerlei hapjes, trok een sexy jurkje aan en was helemaal klaar voor een paar uurtjes voor anker op een plekje waar niemand ons zou storen. Dat bleek nogal naïef. Een valk is een polyester zeilbootje van het kaliber badkuip met een zeil erop. Bij de afvaart priemde een waterscout bezwerend zijn vinger in de lucht. ‘Er komt onweer aan, code oranje. Weten jullie het wel zeker?’ Nou, mijn waterman wist het zeker. Hij zou dat valkje wel even van Almere-Haven naar Huizen varen. Op het Gooimeer keek ik de dood in de ogen, de picknickmand tussen mijn benen geklemd, mijn vingers om de rand van de boot, mijn gezicht nat van zowel de golven, regen als mijn tranen. ‘Dit is nog niets,’ riep Bas. ‘Hij kan nog veel, véél schuiner! Het gaat toch wel, schat?’ Ik besloot nooit van mijn leven meer te gaan zeilen.

(c) Masha Osipova voor Avanti

Maar ik zei wel ja toen hij twee jaar later voorstelde om onze zomervakantie in Sagres door te brengen, een dorpje op een Portugese landtong in de Atlantische Oceaan dat als bijnaam ‘het einde van de wereld’ heeft. Altijd wind, altijd golven. Al in Nederland boekte Bas vier surfdagen. ‘Geen probleem,’ zei ik. ‘Doe lekker, ga ik ondertussen op een terrasje aan mijn boek werken.’ Ook hier gooide het weer roet in het eten. In de week van Bas’ surflessen regende het non-stop en het einde van de wereld bleek ook echt het einde van de wereld te zijn; ik was veroordeeld tot ons hotel om te schrijven. Bas had vervolgens vier dagen nodig om te herstellen van zijn surfavontuur en ik begon langzaam maar zeker te wanhopen. Ik viel volledig uit de toon in de surfscene. Thuis had Bas nog gezegd: ‘Er bestaan geen relaxtere mensen dan surfers. Alles mag, alles kan.’ Maar iedereen zag er precies hetzelfde uit. Alle vrouwen hadden hun haren ‘even snel vastgezet’, alle mannen droegen hetzelfde simpele T-shirt, een identieke baggy jeans en simpele slippers of gympen. De comfortabele look was hun uniform. En niemand zat als een verslaafde workaholic achter een laptop zoals ik .

(c) Masha Osipova voor Avanti

Onze dochter Betje is inmiddels drieënhalf en lijkt elke dag meer op haar vader. Hetzelfde kuiltje in de kin, dezelfde voeten, hetzelfde volhardende karakter. Ziet ze water, dan wil ze erin. Het is natuurlijk nog gissen naar wat voor mens ze uiteindelijk gaat worden, maar het zal me niets verbazen als ze over een paar jaar ook het liefst op watersportvakantie wil. Zand op de vloer, wetsuits in de badkamer, zo’n witte streep sunblock op de neus. En gek genoeg verheug ik me daarop. Ik zie het helemaal zitten, dat ik dan op het strand sta te kijken hoe Bas en Betje over de golven scheren en ik vervolgens in baggy jeans, met mijn haar even snel vastgezet, terug sjok naar ons strandhuisje om te gaan schrijven in de kamer met uitzicht op zee.

Dat ik niet in de surfscene pas geeft niet, want ik hoor bij mijn gezin. En het cliché ‘als de kinderen gelukkig zijn, dan ben ik dat ook’ is opeens onvoorstelbaar waar. Onze nachten van vrijen en kletsen zijn over. We slapen, want Betje wordt midden in de nacht nog regelmatig wakker en dat breekt best wel op. We gaan niet meer met z’n tweeën op avontuur met champagneflessen en ik dan in een sexy jurkje op hoge hakken. We kijken Woezel en Pip en bouwen droomkastelen van Lego. We wonen niet aan zee, niet op het platteland, maar in het centrum van Almere. Maar soms, wanneer ik naar onze dochter kijk, golft er zomaar geluk door me heen. Ik heb het hem niet gevraagd, maar ik denk dat als ik Bas nu zal vragen waar hij wil sterven als hij straks oud is, hij net als ik zal zeggen: het maakt me niet uit, zo lang het maar bij jullie is.

(c) Lisa Zilver voor Avanti