aan het woord
Herdenken om te verwerken
hoe een trauma doorleeft in volgende generaties
Keti Koti is voor Nederland net zo belangrijk als 4 en 5 mei, vindt Anneke
Dalger. Ze pleit dan ook dat alle Nederlanders vrij krijgen op de dag van de
afschaffing van de trans-Atlantische slavernij. Niet alleen om te zingen en te
dansen, maar ook om slachtoffers te herdenken. Want het trauma is nog altijd
aanwezig bij de afstammelingen van de tot slaaf gemaakten. ‘Pijn verwerk je
niet door te feesten.’
‘Het is al zo lang geleden’. Het is een veelgehoorde uitspraak van veelal witte mensen zodra een zwart persoon over de slavernij begint. Ook Anneke Dalger krijgt het soms te horen. Maar in plaats van boos te worden, begint ze te vertellen. ‘De effecten van de slavernij zijn voor zwarte mensen nog steeds voelbaar door het institutionele racisme en discriminatie in de samenleving. Onlangs nog werden zwarte vluchtelingen uit Oekraïne bewust tegengehouden. Zij konden het land niet uit, want de witte mensen moesten eerst in veiligheid worden gebracht. Dit alles komt omdat ‘wit’ nog steeds als superieur wordt gezien. Niet alleen wat betreft kleur, maar ook in taal.’
Als kind mocht Anneke geen Surinaams spreken: dan zou haar mond ‘vies’ worden.
‘Dit komt voort uit de slavernij, toen het verboden werd door de koloniale macht. ABN
moest het zijn, want dat was ‘wit’. En wit was superieur en de standaard,’ vertelt
Anneke.
Het zijn een paar voorbeelden waaruit volgens Anneke blijkt dat de nasleep van de
slavernij nog altijd doorwerkt in de samenleving. Ook in Suriname, waar ze tot haar
16 de heeft gewoond en opgroeide. Ze kan zich de dag dat ze voor het eerst over
de trans-Atlantische slavernij hoorde nog goed herinneren. Ze was toen negen jaar,
zat in groep zes, en de geschiedenisboeken kwamen uit Nederland. ‘Ze waren op
zo’n manier geschreven dat de tot slaaf gemaakten maar dankbaar moesten zijn en
hun meesters moesten gehoorzamen,’ vertelt ze.
Tijdens de slavernij wisten veel tot slaaf gemaakten naar het binnenland van
Suriname te vluchten. Zij worden de marrons genoemd. Die spanning die toen
ontstaan is tussen de marrons en de achterblijvers op de plantages is nog altijd
voelbaar in de huidige samenleving.
‘De marrons en de achterblijvers werden ook tegen elkaar werden opgezet. Bij de
ondertekening van de vrede met de N’djoeka’s op 10 oktober 1760 werden
bedongen dat de marrons de tot slaaf gemaakten die zich na die datum bij hen
zouden voegen, terug zouden sturen naar de plantages. Dat werd als een groot
verraad ervaren omdat juist de achterblijvers ervoor gezorgd hadden dat anderen
weg konden komen.’
Tot op de dag van vandaag is er een kloof tussen deze twee groepen en kijken veel
mensen neer op boslandcreolen, legt ze uit.
Op haar negende ontstond er al ‘iets rebels’ in haar, en op haar twaalfde werd ze
politiek bewust. Anneke was onder de indruk van de anti-kolonialistische strijd van
Amilcar Cabral en Samora Machel, en begon boeken te lezen over de strijd die
zwarte mensen hadden gevoerd en nog steeds voeren.
Het boek Wij slaven van Suriname (1934) van Anton de Kom heeft veel indruk op
haar gemaakt. Ook Zwarte huid, witte maskers (1952) van Frantz Fanon mag niet in
het rijtje ontbreken. In het boek beschrijft hij wat het psychologisch betekent voor
zwarte mensen om in de witte westerse wereld te leven. Het laat volgens haar
duidelijk zien hoe mensen ingekaderd worden op basis van kleur: wit staat het
hoogst het aanzien en zwart het laagst, met als gevolg institutioneel racisme.
‘Hierdoor is het voor zwarte mensen nog altijd moeilijker om een baan te vinden,
bijvoorbeeld,’ zegt Anneke. ‘Iemand die wit is zal er niets van merken, dus voor witte
mensen is het een stuk moeilijker om te begrijpen. Maar ze voelen wel vaak aan dat
er iets niet klopt.’
Op haar zestiende kwam Anneke naar Nederland. Ze ging naar school, trouwde en
kreeg kinderen. De strijd die de zwarte gemeenschap wereldwijd voerde bleef ze
volgen, maar op de achtergrond. Wel voedde ze haar kinderen bewust op, en leerde
ze hun de Surinaamse taal, en ging ze sinds 2002 naar de jaarlijkse Keti Koti
bijeenkomst in het Amsterdamse Oosterpark. Maar omdat de herdenking vaak werd
overstemd door het feesten, ging ze na een tijdje niet meer.
In 2016 daarentegen ontstond er commotie toen organisatoren de viering en de
herdenking uit elkaar wilden halen. Een deel van de gemeenschap was daarop
tegen. ‘Wat mij al die jaren zo tegen de borst had gestuit, zat anderen blijkbaar ook
dwars: dat pijn bedekt werd met een feest. Ook dit komt voort uit de koloniale tijd.
Toen de slavernij in 1863 werd afgeschaft kregen de mensen te horen dat ze maar
moesten gaan feesten, en er vooral niet over de slavernij moesten praten,’ legt
Anneke uit.
Er kwamen heel wat emoties bij haar los, emoties waar ze wat mee moest doen.
Zodoende besloot Anneke om Keti Koti in Almere te gaan organiseren: op 30 juni de
herdenking, op 1 juli het feest. Tijdens de herdenking worden er spirituele liederen
ten gehore gebracht die in het verleden door hun voorouders werden gezongen, en
worden de voorouders aangeroepen om met de aanwezigen te zijn. ‘We erkennen
hun leed en pijn en zien de kracht die ze hadden. Vervolgens vragen we ze om
kracht om alle uitdagingen waar wij momenteel tegenaan lopen goed te doorstaan.
Hierdoor geven we aandacht aan de pijn die we nooit hebben mogen voelen,’ vertelt
Anneke.
Naast het organiseren van Keti Koti geeft ze ook lezingen en dialogen en was ze
mede-initiatiefnemer van het Black Lives Matter protest in Nederland en Almere, pleit
ze ervoor dat alle Nederlanders een dag vrij krijgen op de dag dat de afschaffing van
de slavernij wordt gevierd en vindt ze dat als er een slavernijmuseum komt, dit in
Almere moet worden gebouwd. ‘Amsterdam was namelijk voor een derde
aandeelhouder in de West-Indische Compagnie, de organisatie die de slavenhandel
uitvoerde. Almere is daarentegen een nieuwe stad waar iedereen boven de 45
nieuw is. Hoe mooi zou het zijn om opnieuw te beginnen in een nieuwe stad en met
elkaar een andere draai aan de geschiedenis te geven?’ vraagt ze zich af.
Laatst bood de ABN Amro bank excuses aan voor haar aandeel in de slavernij. Ook bood burgemeester Halsema haar excuses aan namens de stad Amsterdam. De hoop is nu dat de regering hetzelfde doet. Het is hard nodig, vindt Anneke, om het trauma dat van generatie op generatie wordt doorgegeven te doorbreken. ‘Tot slaaf gemaakten hebben in zeer erbarmelijke omstandigheden continu onder stress geleefd. Ze kregen onder andere kinderen geboren uit verkrachtingen, velen overleefden de onmenselijke lijfstraffen niet, en als dat wel het geval was dan ging het niet meer uit hun systeem. Zo werden trauma’s via de navelstreng doorgegeven aan volgende generaties. Je ziet dit ook bij gezinnen die oorlogen hebben meegemaakt.
Erkenning is belangrijk om de bevolking bewust te maken van de achtergestelde
positie die veel zwarte mensen nog altijd hebben als gevolg van institutioneel
racisme. ‘De huidige generatie kan dan wel diploma’s halen, maar ze worden nog
steeds veel minder vaak aangenomen dan witte mensen. En als de toeslagenaffaire
een ding bewezen heeft is het wel dat mensen nog steeds op basis van hun naam en
afkomst worden gediscrimineerd. Het is tijd om dit patroon te doorbreken.’
Ze denkt vaak na over de betekenis van vrijheid om tot de ontdekking te komen dat
het heel betrekkelijk is. ‘De polarisatie en het racisme van bepaalde partijen: het
baart me zorgen. Het lijkt wel alsof we alleen op 4 en 5 mei nadenken over de
vrijheid om dit het rest van het jaar te vergeten.’
Anneke stuit soms op weerstand van witte mensen die niet inzien waarom de
regering excuses moet maken voor iets wat in 1863 is afgeschaft. Dan denkt ze: zie
je, het doet je wel wat, anders zou je niet zo fel reageren. ‘Ik zit hier niet om mensen
pijn te doen, want dat is zinloos. Ik zit hier omdat ik zie dat een bepaalde groep pijn
heeft en niet vrij van geest is,’ zegt ze. ‘Mijn geschiedenis is ook jouw geschiedenis.
Laten we het erover hebben. Alleen dan kunnen we misstanden aanpakken en zaken
oplossen.’