aan het woord

Het decor van een boswachter

In de Oostvaardersplassen met Hans-Erik Kuypers

(c) Mona Alikhah voor Avanti

‘Hoor je dat?’, ‘Ruik je dat?’, ‘Zie je dat?’, het is geweldig om met boswachter Hans-Erik Kuypers door de Oostvaardersplassen te lopen. Naast een onophoudelijke bron van interessante verhalen en feitjes werkt zijn enthousiasme aanstekelijk. We wandelen door het openbare deel, met uitzicht op het moerasgebied. ‘Daar is het om te doen.’ Hij wijst. Een grote, sierlijke vogel zweeft boven het water. ‘Kiekendief. Een mannetje.’

‘Bij de drooglegging van zuidelijk Flevoland in ‘68 ontstond dit gebied. Ooit was het bestemd als industriegebied, maar het was moeilijk droog te pompen en bovendien was er een economische recessie. Er gingen jaren voorbij en in die jaren werd het gebied ontdekt door heel veel vogels die al decennia weg waren uit Nederland. Zoals de grote zilverreiger. Daar moest je voor naar Hongarije, die kwam opeens terug. Toen was al snel de consensus dat het zo bijzonder was dat het behouden moest worden.’ We staan bij een uitkijkpunt, in de verte is het een komen en gaan van vogels. ‘Daar zie je het moeras en ervoor zie je het grazige deel. Daar zitten de ganzen, duizenden, die noemen we de architecten van dit gebied. In de ruiperiode  verliezen de ganzen hun slagpennen en kunnen dan een tijd niet vliegen. In het moeras zijn ze dan veilig voor de vos. Door het graasgedrag van de ganzen ontstaat er een gevarieerd rietland, met open water, waarvan weer andere vogelsoorten profiteren. Hierdoor is een ideaal leefgebied ontstaan voor vogels die afhankelijk zijn van het uitgestrekte ‘wetland’. Naast het moerasgebied ligt een droog deel, daar kunnen de ganzen terecht voor jong gras als ze eiwitrijke spruiten nodig hebben.’

Terwijl we in de auto stappen om dieper het gebied in te trekken vertelt Hans-Erik hoe hij boswachter is geworden. ‘Grappig genoeg kreeg ik bij de beroepskeuzetest in de vijfde klas atheneum al “boswachter” als uitkomst. Maar als je atheneum doet dan is de logische lijn dat je aansluitend een universitaire of hogere beroepsopleiding gaat doen. In mijn geval was dat psychologie in Groningen.

Tijdens zijn verhaal rijden we door het gebied dat niet vrij toegankelijk is voor publiek en stoppen we regelmatig. ‘Zie je die herten daar? Allemaal mannen met bastgewei. De twee seksen leven zo’n elf maanden per jaar gescheiden, maar tijdens de bronsttijd, van eind september tot eind oktober, komen ze bij elkaar. Dan staan de mannetjes strak van de testosteron. Dan graven ze gras uit met hun gewei, pissen zichzelf onder en gaan in de modder rollen, helemaal door het dolle heen. Of de vrouwen dit aantrekkelijk vinden is de vraag. En dan dat intense geluid van het burlen erbij. Waanzinnig.’

(c) Mona Alikhah voor Avanti

Als we verder rijden vervolgt hij: ‘Ik ging als kind twee, drie keer per jaar naar Zweden, waar mijn moeder vandaan komt. Met mijn broers was ik altijd buiten aan het kanoën of vissen en dan was ik onder de indruk van de stilte en het weidse.’

Hij vertelt verder: ‘Ik ging aan de slag als psycholoog, maar was wel als vrijwilliger werkzaam bij het beheer van weidevogellandjes. Omdat ik vond dat ik voor de praktijk meer theoretische bagage nodig had, ben ik de schoolbanken weer ingegaan. Bij Larenstein heb ik Bos- en Natuurbeheer gedaan. Na de studie ben ik vrijwilligerswerk gaan doen bij Staatsbosbeheer. Toen ik werd getipt dat er een vacature vrijkwam bij Staatsbosbeheer hoefde ik er geen seconde over na te denken. Ik ben erg blij dat ik rond mijn 40e die switch nog heb kunnen maken.’

Ik ging aan de slag als psycholoog

We staan inmiddels tussen een grote kudde paarden, het zijn er zo’n vier- à vijfhonderd. Een imponerend schouwspel van clubjes die bij elkaar staan of samen een stukje rennen. Overal liggen veulens in het waterige zonnetje gemoedelijk in het gras, binnen veilige afstand van hun moeders. Hans-Erik kijkt met stralende ogen rond en probeert met zijn telefoon wat foto’s te maken. Ook voor hem blijft het indrukwekkend. Zijn liefde voor de natuur schijnt continu door, of hij nou vertelt over runderen of kleine planten.

‘Dit is toch schitterend, die diversiteit. Dan lijkt het in eerste instantie een monotoon deel, maar als je goed kijkt dan zie je watermunt en koninginnenkruid, stap je een meter verder dan zie je rode ogentroost of klein vlooienkruid.’ De intense geur van kamille hangt overal om ons heen. Ondertussen blijft Hans-Erik me op dingen wijzen. ‘Moerasandijvie, kenmerkend voor slikkige, drooggevallen oevers. Staat op de Europese lijst van beschermde planten.’ ‘Daar gaat een lepelaar!’ ‘Wat je nu hoort is de blauwborst. En een karekiet.’

(c) Mona Alikhah voor Avanti

Het is precies waarom hij geen seconde denkt aan ander werk, bijvoorbeeld in zijn geliefde Zweden: ‘Iedere dag is weer nieuw hier. En de processen die erachter zitten zijn hetzelfde als in andere landen. Dan is het juist een uitdaging om er in zo’n dichtbevolkt land mee bezig te zijn. Te strijden voor wat natuur in Nederland is, misschien nog uit te breiden. Er valt nog veel te winnen.’

Hoewel hij het niet zegt, lijkt hij daarmee onder andere te doelen op de mentaliteit van sommige Nederlanders. We zijn inmiddels weer aangekomen in het publieke deel, waar bij bankjes talloze lachgaspatronen op de grond liggen. ‘In Zweden, maar bijvoorbeeld ook in Duitsland en Polen, gaan kinderen met school op kamp. Niet naar een pretpark, maar de natuur in. Daardoor kunnen ze het veel meer op waarde schatten. In Zweden heb je ook het ‘allemansrecht’, daar mag je met je tent overal gaan staan. Er heerst een andere mentaliteit, je zult daar bijvoorbeeld geen afval vinden als mensen zijn geweest, dat wordt tot de laatste snipper meegenomen.’

Ik wil in de toekomst ook meer aandacht gaan besteden aan het rijke vogelleven

Ook de enorme commotie die afgelopen winter ontstond, laat hem, net als zijn collega’s, niet onberoerd. ‘Ik heb dit vak gekozen om iets moois te kunnen vertellen over de natuur en haar processen. Het is deels mijn taakomschrijving, maar dat er zoveel commotie zou ontstaan heb ik nooit kunnen vermoeden. In de afgelopen maanden zijn we met een aantal collega’s continu bezig geweest om mails te beantwoorden en te reageren op berichten via social media. Je moet bovendien permanent alert zijn op mensen die het gebied illegaal proberen in te komen, staan te schreeuwen of dingen naar je gooien. Dat je met je collega’s en jarenlange ervaring niet vertrouwd wordt op je deskundigheid maakt het soms erg lastig. Het beheer dat wij hier uitvoeren is democratisch vastgesteld, het is rijksbeleid gebaseerd op de bevindingen van twee internationale commissies met deskundigen. Daar mag iedereen wat van vinden. We zijn er als Staatsbosbeheer namens de maatschappij, we doen het voor de maatschappij, maar we hebben óók de verantwoordelijkheid voor de natuur. Er is voor ons geen belang om iets te roepen dat niet waar is, we zijn altijd transparant geweest. Maar er is nu maatschappelijke roering, dus daar moeten we rekening mee houden, daar hebben we een verantwoordelijkheid voor, dus we gaan de discussie niet uit de weg.’

Het doet niks af aan het enthousiasme van Hans-Erik. ‘Ik ga nog even graag met mensen het gebied in, op excursie. Dat doen we nu vooral in het grazige deel van de Oostvaardersplassen, maar ik wil in de toekomst ook meer aandacht gaan besteden aan het rijke vogelleven in het moerasgebied.

Als ik hem bedank voor de tocht en hij wegloopt gaat zijn hoofd omhoog en is zijn blik direct weer gevangen door een sierlijk zwevende vogel.