aan het woord

Rampspoed is willekeurig

Er is geen saboteur van jouw geluk als je de verdrietloterij hebt gewonnen

De cystes op mijn eierstokken bleken niet zomaar weg te gaan tijdens de als simpel voorgespiegelde operatie. Daarom kon ik vijf jaar geleden pas na negen maanden weer aan het werk. Dat was ongemakkelijk, maar nog veel ongemakkelijker was dat iedereen stond te springen om de arts die mij opereerde als schuldige aan te wijzen. Terwijl het gewoon botte pech was.

Die drang tot een zoektocht naar een schuldige komt volgens mij door onze maakbare samenleving. Geleid door de droom dat je alles kunt bereiken zo lang je maar wil. Soms, of eigenlijk meestal, lopen dingen totaal anders dan je bedacht had. Dat is vervelend en wat we dan doen is zoeken naar iets of iemand die we daar de schuld van kunnen geven. Als we ons hele leven zo kunnen maken als we willen, moet er tenslotte een veroorzaker zijn die het hele plan in de war schopt. Dus wordt het een nationale hobby om bij ongeluk zo snel mogelijk een schuldige te zoeken en veroordelen. Hoeveel mensen me na dat langdurige en onverwachte ziekenhuisverblijf vroegen of er sprake was van een medische misser is niet meer te tellen. Terwijl iedereen die ooit een operatiekamer ingereden is een disclaimer krijgt te horen dat er bij operaties altijd complicaties kunnen ontstaan. Dat klinkt net zo vaag als het is, maar toch moest iemand die 0,001% zijn bij wie het mis ging, en toevallig was ik dat nu.

Natuurlijk had de arts andere beslissingen kunnen maken. Misschien had ik dan niet weken met slangen in mijn lijf gezeten die ik als handtassen met me mee sleepte in mijn dagelijkse gang naar de wc. Het was vast leuker geweest om gewoon een paar weken bezig te zijn met mijn herstel in plaats van het jaar dat het me nu kostte om weer op te krabbelen. En toch kwam het geen seconde in me op om een kruistocht te beginnen tegen mijn arts. Zij legde me uit dat dit helaas het risico van het vak is en ik geloofde haar. Ik ging me bijna naïef en goedgelovig voelen toen de meeste mensen die ik er over vertelde, dat zo moeilijk vonden om te geloven en genoegdoening wilden namens mij.

Dat heeft te maken met de controle die we zo ontzettend graag willen over ons leven. We volgen cursus op cursus om onze persoonlijkheid in een lettercombinatie te gieten, we willen onze relaties perfectioneren en op werk of in studie is falen je eigen schuld. Als je maar hard genoeg vecht, kom je er altijd wel, is het devies. Tevens een recept voor burn-out, blijkt nu uit onze ziektekostenplaatjes.

Die maakbaarheidscultus zie je ook zo terug in de strijd tegen welke ziekte dan ook-campagnes waar ik zo ongelofelijk ziek van word. Natuurlijk is het gaaf om met zijn allen de schouders te zetten onder het geld inzamelen voor een nieuw medicijn. Ook ik heb gezwommen in de Amsterdamse grachten voor mijn tante met die rotziekte ALS. Maar door dit te gieten in een vorm van strijd impliceer je winnaars en verliezers. Een kankerpatiënt die aan het strijden is in zijn ziekenhuisbed klinkt natuurlijk heroïsch, maar helaas is er weinig zo onheldhaftig als in een ziekenhuisbed liggen met kastjes aan je lijf.

Winnaars en verliezers in het ziekenhuisbed

En die strijdmetafoor kun je al helemaal slecht gebruiken als het niet goed af loopt. Helaas, mijn tante heeft gewoon niet hard genoeg gevochten of te weinig positief gedacht, daarom is ze nu dood. Dat is natuurlijk regelrechte onzin en daarom ben ik ook zo blij met zwemmer Maarten van der Weijden die altijd roept dat hij gewoon enorm veel geluk heeft gehad dat hij van zijn kanker genas. “Toen ik ziek werd, heb ik zelf niet veel gedaan. Ik ben op een ziekenhuisbed gaan liggen, onderging de behandelingen en vertrouwde volledig op de deskundigheid van de artsen. In mijn ogen is het een kwestie van geluk of de behandeling aanslaat of niet.” Dat hij ook zijn Elfstedenzwemtocht voortijdig moest staken, was helemaal een mooie metafoor. Soms kun je iets dolgraag willen, er keihard je best voor doen en toch lukt het niet. Dag, alles-is-maakbaar-cultus en hallo, realiteit.

Hoe graag ik nu ook wil denken dat deze schuldigenzoektocht een ziekte is van deze tijd, Alain Verheij geeft me in zijn boek ‘God en ik’ ongelijk. De Bijbelse figuur Job is me al voor gegaan in deze gedachte. Hij, iemand die alles volgens het boekje doet en alles voor de wind gaat, wordt door God op de proef gesteld. Hij verliest kinderen, bezittingen en zijn gezondheid maar vervalt niet in cynisme. Hier zijn het ook vrienden die zijn ongeluk moeilijk kunnen accepteren. Ze zitten eerst zeven dagen en zeven nachten zwijgend naast hem, wat ik al onwaarschijnlijk lang vind, maar houden het dan niet meer uit en gaan naar oorzaken zoeken. Het antwoord dat hij misschien toch iets verkeerds heeft gedaan en dit daarom het plan van god is, helpt Job geen ene moer. Zijn verdriet wordt er niet minder van en ook de oplossing komt niet dichterbij. Interessant is natuurlijk dat veel mensen juist het geloof zullen aanwijzen als verklaring. Een ziekte in de familie? Plan van god. Een natuurramp? Onze straf als mensheid voor het niet goed zorgen voor de aarde. Geweld? De appel die Eva at. Nu is in het ontkerkelijkte Nederland religie als makkelijke aanwijspaal al lang niet meer geldig.

Dunner, dikker, vrolijker of meisjesachtiger

Maar het mechanisme om iemand de schuld te kunnen geven is hardnekkig, en vaak zijn we dan ook zelf de klos in die gedachtestroom. Zo gaf ik mezelf jarenlang de schuld van mijn gebrekkige liefdesleven. Er is geen reden om te denken dat er voor mij niet ook een gelukkig liefdespad te bewandelen viel. (Dat bleek ook want inmiddels gelukkig en verliefd.) Maar dat duurde lang en ik was niet de enige, bleek uit de vele clichématige dertigers die gezamenlijk met mij jaren op een meditatiekussen zaten, met wie ik vele glazen wijn en koffie lang de liefde analyseerde en die ik tegenkwam in de spreekkamer van de therapeut. De gedachte dat als ik mezelf dunner, dikker, vrolijker, meisjesachtiger of stoerder zou maken, ik wel die leukste vent tegen zou komen, was zeer hardnekkig. De opmerking dat het gewoon pech was, deed er uitzonderlijk lang over om in mijn brein te landen.

Psychiater Dirk de Wachter vindt het een probleem dat we ongeluk nu plaatsen in de kamer van de psychische zorg: “U slecht voelen behoort tot de gewonigheid van het leven, niet altijd en overal, maar af en toe is het heel normaal. Verdriet is geen psychiatrische afwijking.” Geliefden gaan dood, dat is gewoon ronduit kut, excusez le mot. Ziekten zijn een verdrietloterij en zelfs bij ongelukken waar menselijke fouten aan ten grondslag liggen, speelt pech een grote rol. Het is een impopulair standpunt en onze hersenen zullen er moeilijk mee om kunnen gaan. Maar zelfs bij een ongeluk als met de Stint is er sprake van pech. Dat doet pijn ja. Maar we kunnen het leven nu eenmaal niet volledig onder onze controle houden. Er is altijd een kans dat het mis gaat, als een soort omgekeerd wonder. Wat we niet willen, en waarvan we dachten dat het haast onmogelijk zou zijn dat gebeurt, gebeurt toch.

Die indolentie gun ik niemand

Moeten we dan bij al onze donkere momenten maar denken, hè jammer vette pech, niks aan te doen? Nee, die indolentie gun ik niemand. Maar het andere uiterste, eindeloos zoeken naar een schuldige en niet meer rusten tot je die vindt kan misschien houvast geven in je verdriet, maar het is schijnhouvast. Stel dat ik mijn arts had kunnen beschuldigen van een medische misser, dan was er sowieso de kans geweest dat dit niet succesvol was en zo een recept voor jarenlange frustratie. Ik zou ook jaren verder zijn als ik wel een bewijs en schuldige had kunnen aanwijzen. Daarná pas was ik toe gekomen aan verwerken en accepteren. Die stap had je zonder schuldenzoektocht al veel eerder kunnen zetten en maakt je, volgens mij, gelukkiger of in elk geval een stuk rustiger.

En dan is er nog de omgeving, want ook in het verhaal van Job zijn het vooral de vrienden die het ongemak van ongeluk niet aan kunnen. De bekende wegkijkende blikken die een weduwe ten deel vallen of de ontwijkende gesprekken die voor ernstig zieken herkenbaar zijn. Pech is een gedachte die we niet toe laten omdat het te eng is. De gedachte dat rampspoed willekeurig en irrationeel is, betekent dat het ons vandaag of morgen ook kan overkomen. En daar willen we liever niet aan. Maar wat dan wel? Volgens psychiater de Wachter zit het geluk in samen machteloos zijn. In een Volkskrant-interview pleit hij voor samen met je geliefden niet alleen in een bubbelbad zitten of naar een dancing gaan, maar ook iemand bijstaan in slechte tijden, want dat geeft betekenis en een vervullend gevoel. Samen door de pech heen gelukkig blijven.