aan het woord

We zijn nog steeds verliefd

Wethouder Frits Huis over zijn echtgenote

(c) Lisa Zilver voor Avanti

Wethouder Frits Huis vertelt een waar liefdesverhaal over de ontmoeting met zijn vrouw bezingt de lof op zijn beste vriendin die lak had aan wat de wereld van haar vond. Ook de oorlogscorrespondente Martha Gellhorn bewondert hij, net als zijn zus die hem al jong bij de les heeft gehouden over de positie van vrouwen binnen onze maatschappij.

Geen kans

De allerbelangrijkste vrouw in mijn leven is mijn echtgenote. Ik noem haar bewust mijn echtgenote en niet mijn vrouw, dat vind ik iets bezitterigs hebben. We zijn nu 47 jaar getrouwd, daarvoor waren we al een paar jaar samen. We hebben elkaar ontmoet toen ik zeventien jaar was en zij vijftien. Elke dag met mijn vrouw is een mooie herinnering, we zijn nog steeds verliefd. Mensen zeggen dat dit niet kan na zo’n lange tijd, maar uit ervaring weet ik dat dit bestaat.

We hebben elkaar ontmoet op de camping, vlakbij Den helder. Zij kwam uit Enschedé en ik uit Amsterdam. Ik vond haar het mooiste meisje van de camping en dacht dat ik geen kans zou maken bij haar. Ik was wel een stoer baasje, maar niet echt een vrouwenversierder. Voor mijn tent had ik een stapel boeken neergelegd om indruk op meisjes te maken. Een dag voordat zij naar huis zou gaan zaten we ‘s avonds bij haar tent onder een paardendeken, we zaten naast elkaar. Ik weet het nog precies, ze zat rechts van mij. Ik probeerde toenadering te zoeken door mijn hand naast haar hand te leggen en toen pakte zij mijn hand vast. Achteraf bleek dat zij net zo op mij viel als ik op haar. Toen ik die avond terugging naar mijn tent liep ik als een dichter op een landweggetje, helemaal van slag, want mijn grote liefde ging naar huis. We bleven elkaar daarna schrijven, het was allemaal heel onschuldig in die tijd.

'Ik was wel een stoer baasje, maar niet echt een vrouwenversierder.'

Toen ik twintig was kreeg ik een kaartje van haar toen ze op vakantie was. Ik werkte toen als journalist bij een krant, we schrijven 1970. Ze had inmiddels een vriendje, schreef ze. Ik stelde voor om elkaar te ontmoeten in Amsterdam, we spraken af op het Centraal Station. Ze zag er fantastisch uit en ik viel meteen weer als een blok voor haar. Ik dacht; ik moet zoveel mogelijk tijd rekken. Eerst heb ik haar meegenomen over de Nieuwezijds Voorburgwal en zijn we naar de Westerkerk gelopen. Ik wist niet dat ze net nieuwe schoenen aan had met hakken. Toen we eenmaal bij het Vondelpark waren vroeg ze; zijn we er al bijna? Ik zei: ‘ja,nog vijf minuten’. We zijn het hele Vondelpark nog doorgelopen en elke keer zei ik dat het nog vijf minuten zou duren. Ze kwam uitgeput en met blaren op haar voeten aan.

Uiteindelijk namen we lijn 2 naar het Spui en liepen naar het Centraal Station via de Nieuwezijds Voorburgwal. Daar zat toen het gebouw van de krant waar ik werkte. Ik wist niet zo goed wat ik moest doen en vroeg toch maar voorzichtig naar haar vriend. Dat bleek al uit te zijn. O, dacht ik toen, nu wordt het interessant. Het was stom dat ik dat niet eerder vroeg, maar in die tijd deed je dat niet zomaar. We hebben toen, voor de draaideur van het gebouw van de krant, voor de eerste keer gezoend. Toen ze echt terug naar Enschedé moest, ontstond er op het station zo’n situatie die je in films altijd ziet als mannen naar het oorlogsfront gaan. Die vrouwen lopen dan zwaaiend mee met die rijdende trein. Nou was ik dus die man die mee rende met de trein om háár uit te zwaaien. En ik moest haar telefoonnummer onthouden, dat ze mij vlak voordat ze instapte vertelde; dat nummer weet ik nog steeds. Vanaf dat moment is het helemaal ontvlamd. In dat jaar zijn we ook samen gaan wonen en in ‘71 zijn we getrouwd. We hebben nu drie volwassen kinderen samen. Inmiddels is zij 66 jaar en ze ziet er nog steeds geweldig uit. Als we nu samen langs dat gebouw lopen, dan denken we allebei terug aan dat moment.

(c) Lisa Zilver voor Avanti

'We beginnen de avond altijd met proosten op mijn beste vriendin.'

Beste vriendin

Elke avond drinken mijn vrouw en ik een glas wijn en praten we tot een uur of één ’s nachts met elkaar over van alles. We beginnen altijd met proosten op mijn beste vriendin, een sterke vrouw die lak had aan alles. Ze is aan het begin van dit jaar gestorven aan de gevolgen van borstkanker. Jaren geleden maakte zij een televisieprogramma over de liefde en daarvoor was ze op zoek naar mooie liefdesverhalen. Ze vroeg aan mij of ik mijn verhaal wilde vertellen. Dat wilde ik wel als zij me hielp met een verrassing voor de vijftigste verjaardag van mijn vrouw. Zij zorgde er toen voor dat ik een onemanshow kon opvoeren in een repetitiezaal in Carré, waar zo’n tachtig man bij aanwezig waren. Dit was een verassing voor mijn vrouw, die dacht dat ze met mijn dochter naar het ballet ging in Carré. Zelfs toen ze buren tegenkwam die zogenaamd ook naar dat ballet gingen, had ze nog steeds niets door. Ik heb daar toen anderhalf uur op staan treden; het witte overhemd dat ik toen droeg heb ik nog steeds. Het item over ons verhaal is uitgezonden samen met een fragment uit dat optreden. Dit is één van de mooiste herinneringen die ik aan mijn beste vriendin heb.

Ander soort journalist

Martha Gellhorn was een journalist waar ik ongelofelijk veel bewondering voor heb. Zij is een van de meest beroemde vrouwelijke oorlogscorrespondenten en heeft onder andere de Spaanse Burgeroorlog verslagen en de Tweede Wereldoorlog. Het laatste conflict waar zij verslag van deed was de invasie van de Amerikanen in Panama. Gellhorn is in 1908 geboren in Amerika en op 90-jarige leeftijd overleden in Londen. In die tijd was het gebruikelijk voor een vrouw om naar de huishoudschool te gaan en te trouwen, maar zij kwam uit een milieu waar het intellect en de opvatting van de maatschappij zodanig waren, dat dit niet aan de orde was met een vader die hoogleraar geneeskunde was en een moeder die ook gestudeerd had.

'Dit is een vrouw die mij enorm inspireert omdat ik haar zo ontzettend stoer vind.'

Ik haar boek ‘Reizen met mijzelf en anderen’ vertelt ze op een ontzettend geestige manier hoe ze door 53 landen heeft gereisd en zo’n beetje alle continenten is overgevlogen. Eén van de verhalen uit haar boek die ik het mooiste vind is die over haar safaritocht in Kenia. Er werd haar een gids toegewezen, die gewoon een ambtenaar bleek te zijn en een bloedhekel had aan wilde dieren en modder onder zijn schoenen. Elke keer als zij iets wilde doen zei hij dat hij daar niet aan begon en zodra er een wild dier tevoorschijn kwam sprong hij terug de auto in.

Dit is een vrouw die mij enorm inspireert omdat ik haar zo ontzettend stoer vind. Ik was zelf geen onderzoeksjournalist zoals zij en zo dapper om oorlogscorrespondent te worden was ik ook niet. Ik ben een beetje een voorzichtig type, zij vloog de wereld rond in een tijd dat vliegen nog niet zo veilig was als nu. Zij wilde de wereld leren kennen en ze is er negentig mee geworden. Als je een voorbeeld wilt van hoe journalistiek zou moeten zijn, dan is zij dit.

Tweederangsburger

Dankzij mijn twee en een half jaar oudere ben ik mij jong bewust geworden van de ongelijkwaardigheid tussen man en vrouw. Ze was feministisch, een geëmancipeerde vrouw en een aantal jaar actief als ambtelijk secretaris van de Emancipatie Adviesraad Amsterdam. Het is erg dat we nog met het thema gelijkwaardigheid bezig moeten zijn op deze manier. Maar ik weet dat binnen de maatschappij waarin we leven, hoe modern ook, dit nog steeds niet vanzelfsprekend is. Het gaat niet alleen om het glazen plafond en ongelijkheid op de werkvloer. Er zijn nog steeds mannen, die vrouwen in het dagelijkse leven zien als tweederangsburger. Dat is wel heel erg. Het is belangrijk om je ogen open te houden en te zien wat voor gewoonten wij onszelf hebben aangemeten, die nu niet meer normaal zijn.