aan het woord
Wie ben ik?
Wat is mijn plaats in de samenleving?
De zoektocht naar de eigen ik kan een leerzame zijn, maar ook een verwarrende.
Dat heb ik zelf in mijn jeugd aan den lijve ondervonden. Als kleine jongen, zoon van een zwarte Surinaamse vader en een witte moeder met Indisch bloed, bracht ik mijn kinderjaren door in het gemoedelijke Alkmaar van de jaren 80. Mijn beste vriendjes en vriendinnetjes hadden hun roots in Nederland, Suriname, Argentinië, Aruba, Curaçao. Bij mijn weten stond niemand van ons stil bij wie we waren of wat onze plaats was in de samenleving. Laat staan hoe anderen ons zagen. Dat zal voor onze ouders ongetwijfeld anders zijn geweest, maar ik kan me niet herinneren dat het onderwerp bij ons ooit ter sprake is gekomen. We waren natuurlijk ook nog jong.
Dat veranderde toen we naar Almere verhuisden. Ik was 12 jaar oud en net gestart met de middelbare school en nauwelijks bekomen van de schok niet langer bij de oudste kinderen op school te horen, plots weer onderaan de voedselketen van het schoolplein te bungelen. We kwamen in een nieuw huis, een nieuwe stad, een nieuwe provincie. Maar het was de nieuwe school die het meest van m’n aanpassingsvermogen vroeg.
Crisis
In de psychologie wordt onder meer van een identiteitscrisis gesproken wanneer iemand er in de puberteit niet of onvoldoende in slaagt een eigen gevoel van identiteit te ontwikkelen. Dit wordt ook wel identiteitsverwantschap versus rolverwarring genoemd (Theories of Personality, Schultz/Schultz, 2009). In deze fase worden adolescenten geconfronteerd met fysieke groei, seksuele ontwikkeling en daarnaast ook het eigen maken van ideeën over zichzelf en over wat anderen van hen denken. Het zijn de bouwstenen waaruit een zelfbeeld ontstaat.
Helaas gebeurt het geregeld dat pubers geconfronteerd worden met obstakels die de ontwikkeling van een sterke identiteit stevig in de weg zitten. Het resultaat is een extra grote worsteling bij het vinden van de “ik”. Dat zorgt ervoor dat je plots geen idee meer hebt wie of wat je bent, waar je thuishoort of waar je naartoe wil. Psychologen Duane en Sydney Schultz leggen in hun theorie uit hoe dit kan resulteren in het terugtrekken uit het normale leven, in passiviteit op school en het geen keuzes kunnen maken over de toekomst.
Obstakels
Wat betreft die obstakels viel ik al direct op mijn eerste schooldag op die nieuwe school met mijn neus in de boter. De eerste lesuren leek alles nog in orde. Ik bleek buurtgenoten in de klas te hebben bij wie ik aanschoof. Ook uit praktisch oogpunt handig, want ondanks een paar oefentochtjes op de fiets, had ik eigenlijk geen flauw idee hoe ik aan het eind van de dag weer thuiskwam. Misschien kon ik meefietsen, dat scheelde weer een hoop zorgen. Maar al bij het aanbreken van de eerste pauze bleek aan die alliantie nogal wat haken en ogen te zitten.
De bel klonk en de klassen stoven uiteen en tot mijn stomme verbazing bleek er sprake van zelfopgelegde apartheid. In de hallen en aula stonden de kinderen geclusterd op kleur en afkomst. Wit bij wit, zwart bij zwart, Turken bij Turken, Marokkanen bij Marokkanen. Vertwijfeld liep ik met de – witte – jongens mee die het dichtst bij mij in de buurt woonden, die zich al even vertwijfeld leken af te vragen wat ik kwam doen. Niet-neurotypisch (wat ik in die jaren nog niet wist) en sociaal niet bepaald de sterkste had ik er sowieso al de grootste moeite mee de durf op te brengen mee te lopen, maar de wil de weg naar huis terug te vinden won het. In het voorbijgaan fluisterde een zwart, Surinaams klasgenootje me toe: ‘Wat doe je bij hun?’. Ik had geen idee.
Een andere vraag die ik geregeld kreeg en waarop ik eigenlijk nooit een antwoord wist te formuleren, was: ‘Wat ben jij eigenlijk?’ Daarmee doelend op mijn gemengde afkomst en een huidskleur en een soort haar waarmee ik eigenlijk overal net niet bij hoorde. Wel werd al vrij snel duidelijk dat het geen vraag voortkomend uit gezonde interesse was, maar uit een poging me in een hokje te stoppen en frustratie dat ik nergens echt in paste. Niemand, inclusief ikzelf, leek te weten wat ik was. Ik was vooral heel veel nèt niet.
Vooral het ‘niet Hollands genoeg’ zijn werd me in die tijd geregeld ingepeperd. Er was de oudere man in de bus voor wie ik niet snel genoeg opstond en die begon te tieren dat het een Nederlandse bus was en ik terug moest naar m’n eigen land. Er was de moeder van het klasgenootje bij wie ik niet mocht spelen omdat ze liever had dat haar zoontje met ‘zijn eigen soort’ omging en zo kan ik nog wel even doorgaan. Het gevolg was dat ik me meer en meer afzette tegen Nederland en de Nederlanders. Ik hoorde er niet echt bij? Prima, ik wilde er niet eens meer bij horen.
Twee lange, stuurloze jaren volgden waarin ik elke dag opnieuw een plek binnen een groep probeerde te vinden en elke dag opnieuw hopeloos faalde. In m’n drang toch ook eindelijk ergens bij te horen zocht ik aansluiting bij mensen met wie ik uiteindelijk behalve een postcode niets gemeen had. De pogingen mezelf te doen gelden resulteerden erin dat ik voortdurend het onderwerp van – vaak racistische – spot was, ik me steeds meer alleen op de wereld voelde, voortdurend in de problemen kwam, m’n schoolresultaten kelderden en aan het eind van die twee jaar werd ik van school gegooid.
Aansluiting
Hoewel het mijn moeder een flinke koppijn moet hebben bezorgd, bleek het verkassen naar een nieuwe school, buiten de stad dit keer, voor mij een zegen. Hier vond ik vanaf dag 1 een groep jongens die een voorliefde deelden voor de twee dingen waar ik de voorgaande twee jaren alleen in stond, Hiphop en basketbal. Niet geheel toevallig was een aantal van deze jongens van Surinaamse afkomst en voor hen was het heel simpel: als er Surinaams bloed door je aderen stroomt ben je Surinaams, klaar. Dat hele Surinaams zijn was tot dan toe altijd een gegeven geweest, maar hier werd het voor het eerst een actief onderdeel van m’n identiteit. Iets waarbinnen ik me thuis voelde, het gaf me een anker. Met die schoolcarrière kwam het nooit meer goed, maar ik had wel eindelijk een idee van wie ik was en waar ik stond in de maatschappij. En die ontdekking was goud waard.
Hokjesdenken
In hoeverre het een gemis of een zegen is dat ik opgroeide in de jaren net voor het internet gemeengoed werd, weet ik niet. Enerzijds is het web van onschatbare waarde voor wie aansluiting zoekt en het in de eigen omgeving niet vinden kan. Anderzijds levert juist die enorme overvloed aan zowel goed- als kwaadwillend volk ook weer de nodige problemen met zich mee, juist voor diegenen die krampachtig op zoek zijn naar een identiteit. Denk aan de vele radicaliseringen die online plaatsvinden, zij het rechtsextremistisch, jihadistisch of anders. Ik heb hokjes voor mezelf kunnen vormen, voor anderen me via sociale media schreeuwend ergens in of juist uit konden proberen te duwen.
Wie ik uiteindelijk ben, wordt deels gedicteerd door de situatie waarin ik me bevind. De omgeving of het gezelschap waarin ik verkeer. De kleur van mijn huid staat, net als bijvoorbeeld mijn geslacht of geaardheid, voor mij, vast. Daaromheen zijn de bouwstenen waaruit mijn ik is opgebouwd, grotendeels fluïde. Ik koester mijn Surinaamse afkomst, maar plaats me in een ruimte met Surinamers en ik zal de bleke Hollander in het gezelschap zijn. Zet me daarentegen in een kamer met niets dan witte Nederlanders, en ik ben plots de getinte nakomeling van immigranten. In beide groepen kan ik me zowel verloren als thuis voelen. Ik bèn beide.
Mijn smaak en liefhebberijen, of dat nou op het gebied van muziek, eten, sport of kunst is, zijn een groot onderdeel van wie ik ben, maar veranderen naarmate ik me langer en meer door het leven beweeg. Ik leer, pas aan, stel bij. Datzelfde geldt voor mijn denkbeelden op politiek, sociaal of maatschappelijk vlak. In het vaak aangehaalde gedicht Song Of Myself schrijft Walt Whitman:
“Do I contradict myself? Very well then I contradict myself; (I am large, I contain multitudes.)"
Whitman herinnert ons eraan dat we nooit maar één iets zijn. Volgens hem is iemand die van mening of gedachten verandert, zichzelf ogenschijnlijk tegenspreekt, iemand die niet klaar is meer over zichzelf te ontdekken. Het is een mening waarin ik me kan vinden. Ik geloof dat het noodzaak is de eigen voorliefdes en opvattingen voortdurend te herevalueren en waar nodig bij te schaven. Onze innerlijke strijd en tegenstrijdigheden zijn niet iets om weg te poetsen, maar om te koesteren en onderzoeken. Die levenslange zoektocht, de bereidheid om te leren, is wat ons uiteindelijk definieert. Zoals Jay-Z in het nummer A Dream de wijze les doorgeeft die mede-rapper The Notorious B.I.G. hem ooit leerde: “Remind yourself: Nobody built like you, you designed yourself! I agree, I said, my one of a kind self”.