aan het woord
Ons hedendaags meetgedrag
Daar moeten we bewuster mee omgaan
In de omgeving van universitair hoofddocent Berend van der Kolk, op de faculteit bedrijfskunde en economie van de VU wordt wat afgemeten. Begrijpelijk, want zijn collega’s willen graag weten hoe organisaties presteren, en cijfers zijn daar een handig hulpmiddel bij. Ook in onze persoonlijke levens meten we steeds meer, want met de technologie van onze smartphones is dat een fluitje van een cent. Van der Kolk spreekt van de meetmaatschappij, en dat is ook de titel van een boek dat hij over ons hedendaagse meetgedrag schreef. Op 24 april is hij te gast bij Avanti’s ‘Op de rand van de toekomst’, waarbij de meetbare toekomst centraal staat.
Weet wat je meet
Van der Kolk wil dat we veel bewuster met meten en meetgegevens omgaan. ‘Als iets eenmaal gemeten is en in een tabel staat, dan denken we al snel ‘dit is echt zo, dit is objectief.’ Maar vaak is dat helemaal niet het geval. Van der Kolk neemt onderwijsevaluaties als voorbeeld. Studenten vullen een vragenlijst in op een schaal van 1 tot 5, en daaruit wordt een gemiddelde genomen. Wie een 4,3 scoort zou dan een betere docent zijn dan iemand bij wie een 3,9 uit de bus komt. Of toch niet? Van der Kolk: ‘Bij onderwijsevaluaties is er heel veel literatuur beschikbaar over de verschillende vooroordelen die in zo’n evaluatie sluipen. Een aantal daarvan is problematisch, een voorbeeld daarvan is gender. Het is zo dat vrouwen structureel lager scoren op onderwijsevaluaties dan mannen. Waarom? Niet omdat ze slechte docenten zijn.’
Van der Kolk legt uit dat studenten -zowel de mannelijke als de vrouwelijke, benadrukt hij- van vrouwen meer verwachten dat ze uitgebreid hulp en uitleg geven. Als een man en een vrouw precies evenveel tijd aan een student besteden, kan dat daarom bij de vrouw als ‘normaal’ worden opgevat, en bij de man als ‘veel’.
Ook andere aspecten waar docenten geen enkele invloed op hebben spelen wel een rol in de uitkomsten van onderwijsevaluaties. Of het een verplicht vak betreft bijvoorbeeld, of juist een vak waar studenten zelf voor gekozen hebben omdat ze het leuk vinden. De klassengrootte speelt ook mee. Soms hebben de factoren zelfs niet eens met het vak te maken. ‘In één studie lieten de onderzoekers twee groepen studenten hetzelfde vak evalueren, met precies dezelfde vragen. Bij één van die twee groepen werden chocoladekoekjes uitgedeeld. En die groep bleek veel positiever over het onderwijs.’
Regelmatig worden aan de evaluatiescores ook consequenties gekoppeld, ‘bijvoorbeeld dat je minimaal een 4 moet halen om promotie te kunnen maken.’ Het zal niemand verbazen dat Van der Kolk daar vraagtekens bij plaatst. Toch wil hij de studentevaluaties niet uit het raam gooien. ‘Als iemand structureel een 4,9 haalt, kan het interessant zijn om te kijken hoe dat komt. Weet die docent de aandacht van de studenten goed vast te houden? Spelen er andere dingen?’
‘En gaat studenttevredenheid boven alles? Ik denk het niet, maar het is vaak wel wat zo’n studentenevaluatie meet. Terwijl studenttevredenheid niet per se hetzelfde is als onderwijskwaliteit.’
Je kunt zo’n uitkomst gebruiken om ook andere lessen te verbeteren. Bovendien laten cijfers patronen zien, en die kunnen aanleiding zijn voor een gesprek. ‘Dat je zegt, hé joh, Berend, je scoort eigenlijk altijd prima op onderwijs, maar de laatste tijd zagen we dat het wat minder was. Is er iets gebeurd? Gaat het goed met je, kunnen we je ergens bij ondersteunen?’
Een ander risico van veel meten is dat je gedrag verandert als je weet dat je gemeten wordt. Dat kan heel motiverend werken- je wil je Duolingo streak bewaren of een record zetten in Strava- maar het kan ook op heel veel manieren vertekenend werken. Want, ben je als je in Duolingo app lesjes aan het doen bent bezig met experience points halen, of met het leren van een taal?
‘Zulke cijfers brengen ons ook in constante competitie. Met onszelf, van vorige week. Met andere mensen die zichtbare cijfers hebben. En dat geldt niet alleen voor apps die progressie bijhouden, maar ook voor Instagram of Linkedin: oh, die persoon heeft zo veel views of likes.’ In bepaalde gevallen werkt het meten zelfs ronduit averechts. ‘Er bestaan allerlei apps die je slaap tracken. Dat moet je dan helpen om beter de slapen. Maar van een somoloog begreep ik dat mensen soms juist wakker liggen van hun slaapscores.’
Als beide valkuilen- niet precies weten wat je meet en het onbedoeld of anders dan bedoeld beïnvloeden van gedrag- samenkomen, ontstaat er helemaal een spannende situatie. Als bij een bedrijf de tijd die een medewerker aan een klant besteedt de hoogste waarde is in een evaluatie, zullen mensen bijvoorbeeld moeilijkere klanten gaan vermijden, of bepaalde stappen overslaan. Als ‘aantal verkopen’ het gewichtigste criterium is, kan dat zelfs de deur openzetten voor het voorliegen van potentiële klanten.
Of neem bedrijven die tellen hoeveel vrouwen ze in leidinggevende posities hebben. Als dat aantal heel laag is, kan een bedrijf op zoek naar geschikte vrouwen voor openstaande topfuncties. Maar wat ook kan, is bestaande functies voortaan ook ‘leidingggevend’ noemen. Wat tel je dan, als je het jaar erop meer vrouwen in leidinggevende posities hebt?
Van de andere kant, zonder tellen weet je helemaal niets. Van der Kolk: ‘Ik denk dat cijfers veel waarde hebben, maar we moeten een beetje bescheidener zijn, over wat ze wel en niet kunnen, en bewuster over de mogelijke problemen als we er niet zorgvuldig genoeg mee omgaan.’ En dat gaat hem niet alleen om het meten van prestaties binnen organisaties en bedrijven, maar om de hele maatschappij. ‘Wie bepaalt wat en hoe gemeten wordt, heeft een enorme macht. Daar staan we nauwelijks bij stil. ‘
Kom ook naar Op de rand van de toekomst op 24 april! Meld je hier (gratis) aan!